Gedurende deze wintermaanden wil ik de wekelijkse blogs vullen met kennis over plant, bodem en bemesting. Deze keer over de zeven groeifactoren die het succes in je moestuin bepalen.

Zeven groeifactoren

De zeven groeifactoren bepalen of een plant groeit en bloeit of niet. Je kunt in de plantontwikkeling niet één van de zeven weglaten. Dat is onmogelijk, de plant gaat dan dood. De zeven groeifactoren zijn: licht, warmte, zuurstof, koolstof, water, zuurgraad of pH en voeding.

Alles wat leeft is te herleiden tot een chemische samenstelling. Losse elementen als koolstof (C), waterstof (H) en zuurstof (O) verbinden zich bijvoorbeeld tot een vorm van suiker, glucose (C6H12O6). Alles wat leeft bevat die C, H en O. Het is de basisstructuur van de natuur. Een plant, maar ook een dier en een mens zijn hoofdzakelijk uit deze drie elementen opgebouwd. C en O zijn aanwezig in de lucht als CO2 (koolzuurgas)en O2 (zuurstof), de H (waterstof) valt uit de lucht als H2O (water). 

Waarom wordt een plant ziek?

Een plant produceert naast suikers voor zijn groei en ontwikkeling ook aminozuren. Combinaties van aminozuren vormen eiwitten. Om aminozuren te maken heeft een plant stikstof (N) nodig. Krijgt een plant veel N, bijvoorbeeld in de vorm van kunstmest (NO3) dan kan hij, door de opnamesnelheid (of gulzigheid!), onvoldoende combinaties van aminozuren maken en blijven er veel zgn. ‘vrije’ aminozuren over. Vrije aminozuren zijn geliefd voedsel voor insecten omdat zij dat beter verteren dan combinaties van aminozuren. Kunstmest gevoede planten trekken daarom meer insecten aan. Een reden waarom kunstmest (N-P-K) zo slecht is voor een plant. 

Het gevolg van het gebruik van kunstmest is dat dit het gebruik van pesticiden uitlokt om die insecten te bestrijden. Die middelen zijn niet selectief. Helaas gaan dan alle insecten dood, ook die nuttig zijn ter bescherming van de plant.

Door het gebruik van compost en (oude) mest is de dosering aan N meer afgestemd op de plant. Daar zorgt het bodemleven voor. Dan zijn er minder vrije aminozuren, dus minder insecten en minder schade. Kunstmest doodt en ondermijnt het bodemleven.

Hierna volgt de beschrijving van het effect van de zeven groeifactoren.

Groeifactor licht

Licht heeft een plant nodig om glucose te kunnen maken. Niet elke plant heeft evenveel licht nodig. Door fotosynthese met behulp van bladgroen (chlorofyl) is een plant in staat om van CO2 (koolzuurgas) en H2O (water) glucose te maken. Er blijft zuurstof over, die ontsnapt en ons doet leven!

Scheikundig ziet het er zo uit: 6 moleculen water (6H2O) en 6 moleculen koolzuurgas (6CO2) vormen glucose (C6H12O6). Zes moleculen zuurstof (6O2) komen vrij bij dit proces. Die zuurstof is nodig opdat wij kunnen leven, bossen worden niet voor niets de longen van de aarde genoemd…

In een volgende fase wordt glucose d.m.v. zetmeelsynthese omgezet in zetmeel (C6H10O5)n en opgeslagen in de vorm van zaad, vrucht, stengel en blad. Niet alle glucose wordt omgezet (zoete smaak) en een klein deel van de glucose verlaat de plant via de wortels als voeding voor bacteriën en schimmels. Die glucose bevat specifieke informatie waardoor groepen van micro-organismen precies weten waar de plant op dat moment behoefte aan heeft. De micro-organismen maken deze stoffen vrij en toegankelijk voor de plant. De zuurgraad van de bodem speelt hier ook een rol bij (zie aldaar).

Groeifactor warmte

Warmte is nodig voor een goede groei, maar niet elke plant heeft een gelijke behoefte aan warmte. Iedere plant heeft zijn eigen optimale temperatuur om te kiemen en te groeien. Fotosynthese werkt al bij 2 graden, gras groeit bij 6 graden. Bij 45 graden gaat het dood, evenals de meeste andere planten (cactussen houden het iets langer vol!) Let daarom op de zomerse temperatuur in de kas…

De ideale temperatuur voor de meeste moestuingewassen ligt tussen de 12 en 24 graden. De plantontwikkeling is dan optimaal, omdat voedingstoffen snel kunnen worden aangevoerd door een optimale verdamping. Op deze temperaturen is de fotosynthese, de vorming van plantglucose, optimaal.

De volgende keer komen de overige groeifactoren aan bod.