In de vorige bijdrage ging het over de zeven groeifactoren en werden de groeifactoren ‘licht’ en ‘warmte’ beschreven
Groeifactor Zuurstof
Zuurstof (O2) is zowel bovengronds als ondergronds nodig. Een goed zuurstofgehalte in het wortelmilieu is belangrijk voor de algehele kwaliteit en water- en voedingopname van de wortels. Daarnaast draagt een goed zuurstofniveau bij aan gezondere wortels, waardoor de plant zich beter kan weren tegen schadelijke schimmels. Zuurstof is ook essentieel voor het bodemleven. De zuurstof die bij planten vrijkomt bij de vorming van glucose (C6H12O6) is niet afkomstig van de CO2 (koolzuurgas) maar van het H2O (water).
Groeifactor Koolstof
Koolstof (C) is de belangrijkste bouwsteen in onze natuur. Door koolstofassimilatie of fotosynthese met behulp van bladgroen of chlorofyl (chemisch: C55H72O5N4Mg) worden C, H en O verbonden tot glucose (C6H12O6). Koolzuurgas (CO2) is een belangrijke verschijningsvorm van C. Het laat zich gemakkelijk vastleggen in de bodem als er sprake is van plantengroei. Zwarte grond laat CO2 ontsnappen!
Groeifactor water
Water is bij plantengroei onmisbaar. Het geeft stevigheid, verzorgt het transport van voedingstoffen en suikers en temperatuurregulatie (verdamping). De aanwezigheid van water in de bodem is de bron van leven. Het wordt steeds belangrijker om zorgvuldig om te gaan met water. Dat geldt niet alleen voor droogtegevoelige en warme landen maar ook voor ons in verband met toenemende vervuiling van grondwater door industriële en agrarische activiteiten,
Groeifactor Zuurgraad of pH
Zuurgraad of pH (potentieel hydrogenium of waterstof) is belangrijk omdat de mate van zuurheid van de grond bepaalt of voedingsstoffen meer of minder gemakkelijk kunnen worden opgenomen.
De schaal van de pH loopt van 1-14. 1 is extreem zuur, 14 is extreem basisch. pH 7 wordt als neutraal aangeduid. De meeste moestuingroenten floreren bij een pH tussen de 6,5 en 7,5. Zuurminnende planten zoals de meeste vaste planten, veel bloemen en ook aardappelen houden van een pH van 6,0 – 6,5. Als de zuurgraad te laag wordt, dus boven de 7.0 dan worden bepaalde voedingsmiddelen moeilijk opneembaar. Dat geldt vooral voor fosfor (P), maar zeker ook voor mangaan (Mn), borium (B), koper (Cu) en zink (Zn). De laatste vier horen tot de zgn. sporenelementen, de plant heeft er weinig van nodig maar ze zijn tevens onmisbaar.) Je kunt de pH op meerdere manieren vaststellen. De eenvoudigste is met een zgn. lakmoesproef. Hoe en wat vind je op Internet.
Groeifactor Voeding
Elementen als stikstof (N), fosfor (P), kalium (K), magnesium (Mg) en calcium (Ca) functioneren als basisvoedingstoffen. Het zijn de bouwstenen waardoor planten kunnen groeien en glucose kunnen maken. Elk element heeft een eigen specifieke functie, bijvoorbeeld: geen aminozuur zonder N.
N, P, K, Mg en Ca vormen de schijf van vijf van de plantenvoeding. Naast deze vijf zijn er nog veel andere (sporen)elementen die in mindere mate nodig zijn en die meestal voldoende in de bodem aanwezig zijn. Er is minder van nodig, maar ze zijn wel onmisbaar. Zonder Molybdeen (Mo) geen bloemkool, zonder Borium (B) geen celdeling. Al die elementen worden opgenomen in de plant en vormen vervolgens voeding voor mens en dier waarbij onze spijsvertering de elementen min of meer terugbrengt in hun elementaire vorm. Zo krijgen we bij een gezonde voeding voldoende magnesium (Mg) binnen, die nodig is voor onze spierspanning (te weinig Mg leidt tot kramp!) calcium (Ca) voor onze botten, ijzer (Fe) voor onze rode bloedcellen en ga zo maar door.
Onderschat het belang van deze elementen dus niet. Ze zijn allemaal nodig om een plant te doen groeien en bloeien en vervolgens om mens en dier gezond te houden of te genezen. Daarbij weet een dier intuïtief beter dan een mens wat hij aan voeding nodig heeft. De meeste mensen zijn dat intuïtieve kwijtgeraakt.
Een element dat ontbreekt levert onherroepelijk schade op en vaak sterft de plant nog voor hij echt tot ontwikkeling komt en leidt het ontbreken tot misoogsten. Het voert hier te ver om de noodzaak van elke element afzonderlijk te bespreken, maar elk element is noodzakelijk.
De vijf basiselementen N, P, K, Mg en Ca worden aan de bodem toegevoegd in de vorm van compost en mest. Dat is nodig omdat onze moestuin meer produceert dan dezelfde bodem in de vrije natuur. Door compost en mest toe te voegen voeden we het bodemleven (daarover later meer) en dat bodemleven zet de compost en mest om in voor een plant opneembare vorm. Van de vijf basiselementen is niet voor iedere soort planten evenveel nodig. Een bladgroente houdt van stikstof (N), aardbeien en tomaten worden zoeter van magnesium (Mg). Kalium (K) zorgt voor stevigheid en is nodig voor wortel- bol en knolontwikkeling. Fosfor (P) is voor jeugdgroei en vruchten, het is nodig voor de vorming van eiwitten en DNA.
De volgende blog gaat over de bodem waarop wij tuinieren.