Het leven op aarde draait om twee essentiële dingen: water (H2O) en koolstofdioxide (CO2). De C uit CO2 is koolstof, de O2 is zuurstof. Alle leven bevat koolstof, het is de primaire bouwsteen van onze natuur. Geen plant, dier of mens kan bestaan zonder die bouwsteen. Koolstof is van levensbelang. Koolstof ligt opgeslagen in alle cellulaire leven, het verstevigt de celwanden en in de bodem als CO2. Ook de lucht die wij inademen bevat CO2, ongeveer 0,04%.
Planten zijn in staat water en koolstofdioxide met elkaar te verbinden tot glucose, een vorm van suiker, een elementair voedingsmiddel in de natuur. Bij dat verbinden komt veel zuurstof vrij. Dat is belangrijk, want daardoor kunnen wij leven. Bomen, bossen produceren veel zuurstof en worden dan ook wel ‘de longen van de aarde’ genoemd.
Koolstof vormt verder het middelpunt van de natuurlijke cyclus van ‘groeien-bloeien-vergaan’. Voor ‘groei en bloei’ is koolstof nodig, bij ‘vergaan’ komt het vrij. Het is het proces van stofwisseling: eten of gegeten worden, wie eet wie?
Bacteriën en schimmels zetten enorme hoeveelheden CO2 vast in de bodem. Zolang wij maar geen grondverzet plegen, dus niet ploegen en spitten blijft het daar zitten. Naarmate het bodemleven de koolstof gebruikt voor haar celstructuur komt ook hier zuurstof vrij. Deze zuurstof is belangrijk voor al het leven in de bodem. Landbouw, waaronder onze moestuinen, draagt bij aan het vastleggen van CO2 door het kweken van planten. Zolang er geen grondverzet is, gaat het goed.
Het meeste bodemleven bevindt zich in de bovenste 10 cm tot 100 cm van de bodem, maar je vindt het ook op een diepte van 3 km. Die bovenste 10 cm is ook de bodemlaag waar veel van onze groenten groeien. Het is dat deel van een gezonde bodem waar tot wel 500 wormen per m2 leven. Een goede moestuingrond bevat verder (per theelepel gemeten!) 1 miljard bacteriën, honderden meters schimmeldraad, duizenden protozoa en een dozijn nematoden. Allemaal hebben ze koolstof nodig om te kunnen leven.
Heel het bodemleven draagt bij aan de voeding en ontwikkeling van de plant, maar vooral bacteriën en schimmels vervullen een essentiële taak. Als jij je tuin voedt met compost of mest voed je slechts indirect de plant. Allereerst voed je het bodemleven. De in compost en mest aanwezige plantenvoedingsstoffen worden door vertering met behulp van bacteriën en schimmels vrijgemaakt voor de planten. Zonder bodemleven kunnen planten niets met humus. Ze kunnen de voedingsstoffen niet vrijmaken. Daar is een gezond bodemleven voor nodig.
Zoals in het begin gezegd maken planten glucose uit water en koolstofdioxide. Die glucose hebben ze nodig voor hun groei en rijping. Een klein deel van de glucose wordt door de plant via de haarwortels beschikbaar gesteld aan de omliggende bacteriën en schimmels. Glucose is er in vele vormen en in de vorm ligt een boodschap verborgen. Met elke specifieke glucose geeft een plant aan welk voedingsmiddel zij nodig heeft. Op dat signaal gaan daartoe geschikte bacteriën aan de slag om die voeding vrij te maken uit de humus en zij stellen die vervolgens beschikbaar voor de plant. Hoe dat werkt, is voor de volgende blog.